Eerst was er Moederdag, pas later kwam Vaderdag erbij. In alle eerlijkheid geloof ik niet dat de verhouding na al die jaren is veranderd; Vaderdag is toch altijd een beetje de mindere versie van Moederdag gebleven. Ik las dat vier op de tien Nederlanders Vaderdag zelfs helemaal zou willen afschaffen. Gek genoeg waren vooral mannen die mening toegedaan. Curieus.
Dat heeft natuurlijk alles te maken met de breed uitgedragen waardering voor moeders en het moederschap. Daar kunnen vaders niet aan tippen. Met alle muzikale odes aan moeders zou je een heel songfestival kunnen opzetten; met die aan vaders kom je nauwelijks tot een voorronde. Maar ik ben van mening dat juist dáárom Vaderdag zo gepast is, misschien wel noodzakelijk. Het is zo’n beetje het enige moment in het jaar waarop je jouw dankbaarheid kunt tonen aan de man die jou niet alleen het leven heeft geschonken (toegegeven: daar was ook nog iemand anders voor nodig), maar je ook de eerste achttien jaar in fysieke en mentale zin overeind heeft gehouden – waarbij ik uit ervaring spreek als ik zeg dat er meestal nog wel een aantal jaren aan die eerste achttien worden geplakt.
Maar hoe kun je die dankbaarheid het beste tonen? Als je dit leest en nog geen twaalf bent, dan is het eenvoudig: maak een knappe tekening met begeleidende tekst (‘voor de beste papa fan de heele werelt’). Als je ouder dan twaalf bent, wordt het iets ingewikkelder, maar wees gerust, ik zal het overzichtelijk maken. Vaders (lees: mannen in het algemeen) houden van functionele cadeaus.
Voordat ik echter een lans breek voor het meest zomerse aller Vaderdagcadeaus, moet ik even vertellen waarom we het überhaupt in juni vieren. Vaderdag werd in Nederland in eerste instantie namelijk in oktober gevierd. In 1948 werd besloten de dag naar voren te halen, naar de derde week van juni om precies te zijn. Die verhuizing vond plaats op verzoek van de Nederlandse Bond voor Herenmodedetaillisten. Die bond bestaat niet meer, maar het is wel een indicatie in welke hoek het ideale Vaderdagcadeau gezocht moet worden, namelijk in de textiel.
Als je ouder dan twaalf bent, wordt het iets ingewikkelder, maar wees gerust, ik zal het overzichtelijk maken. Vaders (lees: mannen in het algemeen) houden van functionele cadeaus.
De hoeveelheid textiel bij het zomerse cadeau dat ik op het oog heb, varieert nogal eens. Althans, als we de geschiedenis erop naslaan. In de geschiedenis van de zwembroek was er ooit helemaal geen textiel. Tot halverwege de negentiende eeuw werd er, bij gebrek aan zwembroek, gewoon het blootje gezwommen (tot 1906 doken in het Londense Hyde Park nog elke ochtend mannen in adamskostuum de vijver in om een baantje te trekken). Daar kwam natuurlijk een reactie op, in de vorm van het allesverhullende mannenbadpak. Ik las ergens een reglement van de Amerikaanse
Badmeestersvereniging uit 1917 waarin precies de maten van het bathing suit worden voorgeschreven. Zo mochten bijvoorbeeld de pijpen niet hoger dan ‘4 inches’ (tien centimeter) boven de mannenknie eindigen. De jaren zeventig waren één grote reactie op alle denkbare burgerlijke regels, dus zagen we de introductie van de zwemslip, de miniscule, weinig verhullende zakdoek om de edele delen. Richting het einde van de vorige eeuw nam de preutsheid weer toe, waarbij we zwembroeken zagen uitgroeien tot mini-bungalowtenten die op tien centimeter boven de enkel eindigden!
Nu ben ik de eerste om te beweren dat vroeger alles beter was, maar het lijkt me niet verstandig om helemaal naakt te gaan zwemmen, althans niet in het plaatselijke zwembad. Gelukkig zijn we inmiddels ook van die gigantisch grote exemplaren af. Eigenlijk zijn we nu min of meer beland in het tijdperk tussen het badpak en de zwemslip. Dan moet je denken aan de witte zwemshort die Elvis Presley droeg in Blue Hawaii (1961) of de donkerblauwe om de bips van Sean Connery in Goldfinger (1964). Die laatste werd in 2006 door Daniel Craig gekopieerd in Casino Royale, compleet met retro-touwtje en faux-riempje. Dergelijke zwembroeken komen voort uit het surfmilieu. De legendarische Hawaiiaanse surfer Duke Kahanamoku, tevens Olympisch zwemmer, staat bekend als de pionier van de zogenaamde board short. ‘Makaha Drowners’ werden deze zwembroeken genoemd (Makaha is een sufmekka in Oahu).
In die jaren werd ook nylon geïntroduceerd, wat niet alleen een versteviging van de stof betekende (een riempje was niet meer noodzakelijk) en de pasvorm ten goede kwam, het was tevens een materiaal dat snel droogt – ideaal voor de man die na een duik in het diepe op het terras wil plaatsnemen voor een lekker koud pilsje. De ironie is overigens dat Olympische zwemmers de laatste jaren juist meer stof om hun lichaam trekken. Preutsheid speelt hierbij overigens geen rol; zo’n aerodynamisch pak stroomlijnt het lichaam en vermindert de weerstand ten opzichte van het water. Maar tenzij je achternaam Van den Hoogenband luidt en je vader’s voornaam Pieter, zou als Vaderdagcadeau opteren voor een fraaie board short.
Arno Kantelberg is hoofdredacteur van Esquire.
Als stijlpastoor van Nederland gidst hij mannen door het mijnenveld van de goede smaak. Om de week schrijft hij voor OGER als gast-redacteur een stijlrubriek op The OGER Journal.