JE KANTOOROUTFIT VOOR THUIS
Wat doe je als je een dagje vanuit huis werkt? Dan is er de logische neiging om iets gemakkelijks aan te schieten, zoals je dat ook doet op een normale zaterdagochtend als je lekker uitgeslapen plaatsneemt achter een hardgekookt eitje en de zaterdagkrant. Maar wat als je ineens heel veel dagen achtereen thuis moet werken? Als elke werkdag ineens een zaterdag is geworden?
Elke doordeweekse ochtend kleed ik me als thuiswerker kantoorfähig aan. Dat doe ik omdat ik mentaal in een werkmodus wil komen: ik stap letterlijk in mijn kantoorgevoel. Waar ik niet instap, zijn schoenen. Die draag ik binnenshuis nooit op verzoek van moeder de vrouw, die een proper huishouden voorstaat. Dat wil niet zeggen dat ik op kousevoeten door huize Kantelberg stiefel, nee, ik draag ouderwetse pantoffels. Althans ouderwets, de hipste merken hebben tegenwoordig pantoffels in hun collectie, al noemen ze die dan slipper (het Engelse ‘slipper’, niet de Nederlandse teenslippers), pantofola of een enkele keer zelfs moccassino, hoewel dat natuurlijk gewoon Italiaans is voor moccassin.
Ik heb gemerkt dat ik vrij snel nadat de werkdag is aangevangen mijn jasje over mijn stoel hang. Blijkbaar is zo’n jasje toch een stap te ver voor de thuiswerker. Maar omdat ik toch ‘gekleed’ wil gaan, heb ik daar een oplossing voor gevonden: een linnen-zijden jasje. Ik noem het een jasje, maar in feite is het een vest vermomd als jasje. Vooral het Italiaanse Lardini heeft een paar prettige exemplaren in de collectie. Dat zijn flexibele jasjes van een lichte, soepele stof die niet dwars gaan liggen als je in je stoel heen en weer schuift, maar comfortabel meebewegen. Ondertussen voelt het wel alsof je een echt jasje draagt, met revers en al. Een vest is overigens een keurig alternatief. Zeker als je je licht opsteekt bij het Italiaanse Loro Piana. Dat zijn geen vesten meer, dat is eerder alsof je een zijdezacht vernis over een standbeeld giet.
Het overhemd van de thuiswerker is van linnen. Uiteraard zou ik zeggen, want het is voorjaar en de zon staat behoorlijk te branden op mijn kantoor aan huis. Daar draag ik een das bij, maar steeds vaker ruil ik die das in voor een sjaaltje. Zo’n sjaaltje kan van katoen zijn of van zijde; het kan een effen kleur hebben of een kek printje. Dat hangt allemaal af van het humeur van de dag. Een sjaaltje kun je op veel manieren dragen. De choker is waarschijnlijk de bekendste draagwijze; je kent het waarschijnlijk nog van je oude leraar Engels. Het is een wat ouwelijke draagwijze, je moet ervan houden. Kunstenaars en huisschilders rollen hun sjaal gewoon op en draaien ‘m om de nek met een knoop. Prima, kan ook. Ik hou ervan om zo’n sjaaltje op te rollen en langs de binnenkant van het overhemd te draperen, een beetje (maar niet helemaal!) verstopt achter de boord van het overhemd. Als je de bovenste twee knoopjes van je overhemd open laat, is zo’n sjaaltje als het ware een belijning aan de binnenkant van je boord. Het heeft iets artistieks, dus je wordt er onmiddellijk twintig procent creatiever van.
Arno Kantelberg is hoofdredacteur van Esquire.
Als stijlpastoor van Nederland gidst hij mannen door het mijnenveld van de goede smaak.